McQ – De man die zichzelf Harvey Mushman noemde.
Verslavingsfactor autosport – Hollywoodster Steve McQueen voedde zijn passie als privéracer compromisloos. Dit jaar zou hij negentig zijn geworden.
De felicitaties uit Zuffenhausen kwamen per luchtpost: “Beste meneer McQueen”, opent de brief van maart 1970. “Het is mij een groot genoegen u van harte te feliciteren met uw uitstekende prestatie in de twaalfuursrace van Sebring.” Hij had de race “thuis met veel interesse gevolgd”, schreef Ferry
McQueen en zijn teamgenoot Peter Revson hadden een heldendaad verricht in deze klassieke langeafstandsrace in Florida. Hoewel hun
Steve McQueen heeft een hekel aan tweede plaatsen. Hij wil altijd winnen. Toch voelt deze tweede plaats zelfs voor hem aan als een overwinning. Een overwinning op zichzelf, want twee weken eerder blesseerde hij zijn linkervoet in een motorcross bij Lake Elsinore.
In Sebring komt hij opdagen met krukken en in het gips. “De voet is op zes plaatsen gebroken”, verklaart McQueen kort en bondig aan de wachtende tv-verslaggevers. “We moesten het linkerpedaal in de auto inkorten en schuurpapier op mijn voetzool plakken, zodat ik de koppeling kan indrukken.” De gedachte om niet te starten komt niet bij hem op. “Ik had al toegezegd.”
Dat is hem ten voeten uit. De stoerste van allemaal. Iemand die grenzen verlegt en regels omzeilt. Niet alleen in kaskrakers zoals The Magnificent Seven, Bullitt of The Towering Inferno, maar ook in het echte leven. Dat betekent voor hem vooral: racen. Hij heeft “altijd haast”, bekent Steve McQueen ooit. “Dat is mijn levensstijl.” Zijn inmiddels 59-jarige zoon Chad vertelt: “Hij was gek op racen. Dat was zijn verslaving.”
“Je leeft maar één keer. Ik ga er dus helemaal voor.”
Steve McQueen
Op topsnelheid vergeet hij de erbarmelijke omstandigheden waarin hij opgroeide in Missouri en Indiana. Op veertienjarige leeftijd woont hij nog in een tehuis voor moeilijk opvoedbare jongens, als zeventienjarige meldt hij zich aan als tankbestuurder bij de Marines, de elite-eenheid van de Verenigde Staten. Als 22-jarige verwerft hij een van de zeldzame plekken in Lee Strasbergs beroemde Actors Studio in New York – in de jaren vijftig de bekendste toneelschool.
Om rond te kunnen komen, werkt McQueen als afwasser en vrachtwagenchauffeur en hij verdient wat bij door te racen met zijn Harley-Davidson. Meestal honderd dollar als prijzengeld – veel geld in die tijd.
McQueen speelt op 27-jarige leeftijd zijn eerste hoofdrol in de sciencefictionfilm The Blob. Honorarium: drieduizend dollar. Het is het relatief bescheiden begin van een ongekende carrière.
Eind jaren vijftig was dat voldoende geld voor zijn eerste nieuwe auto: een zwarte
In 1959 doet hij in Californië in totaal negen keer mee aan wedstrijden van de Sports Car Club of America. De eerste officiële start op 31 mei in Santa Barbara eindigt al in een overwinning in de zogenaamde rookieklasse. “Toen drong het tot me door. Racen gaf me een nieuwe identiteit”, geeft McQueen later toe. “Die identiteit van ongebondenheid was belangrijk voor me.”
Nog diezelfde zomer van 1959 ruilt McQueen de
McQueen zelf ziet zijn speeltjes als een middel om te ontsnappen naar een andere wereld waar alleen hij de dienst uitmaakt. “De enige manier waarop ik echt kan ontspannen is door te racen. Op topsnelheid kom ik tot rust”, zegt hij een keer in een televisie-interview.
Maar er is meer aan de hand: tegen elke prijs succes willen afdwingen. “Hij moest en zou inhalen, dat zat in zijn karakter”, zegt Clifford Coleman daarover, zijn jarenlange regieassistent die zelf ook motorraces reed. “Daarom was hij zo succesvol. Hij moest en zou winnen.”
Niet alleen op het circuit, maar ook bij het terugkopen van zijn eerste
Ook in de films van Steve McQueen verloopt alles volgens zijn regels. Als een van de meest gevraagde bioscoophelden van de jaren zestig kan hij zich dat veroorloven. Als het enigszins kan, laat hij auto’s en motoren in scènes opnemen. Bijvoorbeeld die dolkomische strandrit in een VW Buggy met Faye Dunaway in The Thomas Crown Affair.
Tijdens de legendarische achtervolgingsscène in Bullitt weigert hij zich te laten vervangen door een stuntman – een nachtmerrie voor de producenten. Een verongelukte hoofdrolspeler zou miljoenenverliezen hebben betekend.
Terwijl hij de ene bioscoophit na de andere scoort, blijft hij desondanks meedoen aan motorcrosswedstrijden. Meestal onopgemerkt door het publiek. McQueen koestert de anonimiteit onder zijn helm en komt onder het pseudoniem Harvey Mushman aan de start. Maar zelfs met een helm op blijft zijn rijstijl zijn handelsmerk. “Hij was dominant en snel”, vertelt regieassistent Coleman. “Dat was te merken aan de manier waarop hij motorreed. Heel agressief.”
Aan zijn races op vier wielen wordt meer ruchtbaarheid gegeven, vooral omdat hij af en toe de cockpit deelt met absolute topcoureurs zoals Innes Ireland, Pedro Rodríguez en Stirling Moss. “Hij wilde zich altijd meten met de besten”, zegt zoon Chad daarover.
McQueen rijdt inmiddels op het hoogste niveau en financiert zelfs een eigen raceteam met zijn bedrijf Solar Productions. Het hoogtepunt van zijn racecarrière moet de twaalfuursrace van Sebring op 21 maart 1970 worden, een van de tien races in het World Sportscar Championship.
Op deze dag zal het
Tegen de concurrentie in de vijfliterklasse met hun ongeveer 600 pk hebben McQueen en zijn teamgenoot met de 350 pk van de drieliter-Spyder theoretisch geen kans. Om de langzamere rondetijden te compenseren, worden er gedurende de hele race geen banden en remblokken vervangen. “Het verbaasde ons allemaal hoe constant ze reden, de inspanningen waren toch aanzienlijk”, zegt Ahrens. “Het circuit was gemaakt van betonplaten, dat heeft ons flink door elkaar geschud.” McQueen kampt bovendien met een gebroken voet. Maar zelfs dat kan hem niet deren. Uiteindelijk wordt de pitstrategie beloond: een sensationele tweede plaats, omdat McQueen en Revson profiteren van reparaties bij en uitvallen van concurrenten.
De beste fabrieks-
“Uw resultaat heeft ervoor gezorgd dat we de leiding behouden in het merkenkampioenschap en daarvoor wil ik u bedanken”, aldus Ferry
De baas van
Het lijkt erop dat McQueen – voor het eerst in zijn leven – toegeeft en zich ertoe beperkt zijn racersepos Le Mans vanaf de rand van het circuit voor te bereiden. Hij laat de 908/02 van Sebring als camerawagen meerijden. Met Herbert Linge en Jonathan Williams achter het stuur moeten authentieke racescènes worden opgenomen. Ze komen uiteindelijk op een respectabele negende plaats terecht, maar worden gediskwalificeerd wegens een twijfelachtige overtreding van de regels.
Voor
Daarna begint Steve McQueen met de opnames van de acteerscènes. Hij droomde al langer van de ultieme racefilm. Le Mans is zijn passieproject. Hij staat meerdere malen op de rand van mislukking, het ruïneert hem bijna financieel en het betekent uiteindelijk het einde van zijn huwelijk met Neile Adams. Hij ontslaat John Sturges, de eerste regisseur, omdat deze er een liefdesverhaal van wil maken tegen de achtergrond van de 24-uursrace. Voor McQueen zit het liefdesverhaal juist in de race zelf. Lee Katzin, de tweede regisseur, gaat daar uiteindelijk in mee.
Toch is er nooit een eenduidig script, dialogen zijn schaars. Le Mans werd pas vele jaren na de release in 1971 een cultfilm.
Voor de racescènes huurt McQueen de oude garde van Le Mans-professionals in, waaronder Derek Bell, de latere vijfvoudige eindwinnaar. Bell herinnert zich later dat het niet lang duurde voordat McQueen zelf in een 917 over het circuit scheurde. “Steve’s passie voor snelheid was overduidelijk: hij wilde de hele tijd plankgas rijden.” Het filmen was voor McQueen “bijna bijzaak”. “Dat is waarschijnlijk de reden waarom we allemaal zo goed met elkaar overweg konden.” Richard Attwood, de winnaar van 1970, vat het zo samen: “Hij wilde een van ons zijn. En dat was hij ook.”
Steve McQueen stierf op 7 november 1980 op slechts vijftigjarige leeftijd aan kanker.
Tekst Thomas Ammann
Foto's Eshma, Thomas Trutschel (allebei Getty Images), Michael Keyser, Bernard Cahier / The Cahier Archive, Mel Traxel / MPTV Images, United Archives GmbH / Alamy Stock Foto